Vertrouwelijkheid in de Zorg: Beroepsgeheim en de Eed van Hippocrates
In de zorg is er een belangrijke regel die draait om vertrouwelijkheid: het beroepsgeheim. Dit betekent dat zorgverleners alles wat ze te weten komen over een patiënt strikt geheim houden. Deze regel, geworteld in de eed van Hippocrates, is cruciaal voor een vertrouwensvolle relatie tussen zorgverlener en patiënt.
Het beroepsgeheim stelt patiënten gerust, omdat ze weten dat ze vrijuit kunnen praten over hun gezondheid zonder zich zorgen te maken over privacy.
De Eed van Hippocrates, een belofte die zorgverleners afleggen, benadrukt ook het belang van geheimhouding. Het bevestigt dat alles wat zorgverleners zien of horen in hun beroep, strikt geheim blijft.
Hoewel vertrouwelijkheid essentieel is, zijn er situaties waarin zorgverleners informatie kunnen delen, vooral als er een ernstige bedreiging is voor het leven van de patiënt of anderen. Deze uitzonderingen moeten echter zorgvuldig worden overwogen.
Kortom, het beroepsgeheim en de Eed van Hippocrates zijn de bouwstenen van ethisch gedrag in de zorg. Ze zorgen voor vertrouwen tussen zorgverlener en patiënt en blijven van fundamenteel belang in de steeds veranderende wereld van de medische zorg.
Nederlandse artseneed (2003, KNMG)
“ Ik zweer/beloof dat ik de geneeskunst zo goed als ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens. Ik zal zorgen voor zieken, gezondheid bevorderen en lijden verlichten.
Ik stel het belang van de patiënt voorop en eerbiedig zijn opvattingen. Ik zal aan de patiënt geen schade doen. Ik luister en zal hem goed inlichten. Ik zal geheim houden wat mij is toevertrouwd.
Ik zal de geneeskundige kennis van mijzelf en anderen bevorderen. Ik erken de grenzen van mijn mogelijkheden. Ik zal mij open en toetsbaar opstellen, en ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving. Ik zal de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de gezondheidszorg bevorderen. Ik maak geen misbruik van mijn medische kennis, ook niet onder druk.
Ik zal zo het beroep van arts in ere houden.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig.”
